De bal landde zachtjes op **de gras**, vlakbij de hole.
De bal rolde onder de tafel en kwam tot stilstand in **de gras** onder de veranda.
De bal stuiterde hoog op **de gras** na een krachtige trap.
De bal stuiterde over **de gras** en landde in het zwembad.
De bloemen stonden in volle bloei tussen **de gras**, wat het er mooi uit liet zien.
De boer bemestte **de gras**, zodat het weer mooi groen zou worden.
De bruid liep op blote voeten over **de gras** tijdens de fotoshoot.
De bruiloft werd gehouden in een tuin met weelderig **de gras**.
De dauw op **de gras** maakte haar schoenen nat.
De dauwdruppels glinsterden als diamanten op **de gras** in de vroege ochtendzon.
De eekhoorn rende snel over **de gras**, met een noot in zijn bek.
De eenden kwamen uit het water om in **de gras** naar eten te zoeken.
De eenden wandelden vanuit de vijver naar **de gras** om te grazen.
De fotograaf maakte een prachtige foto van de bloemen, omringd door **de gras**.
De fotograaf zocht de perfecte hoek om **de gras** er zo groen mogelijk uit te laten zien.
De geur van nat **de gras** na een zomerse regenbui is heerlijk.
De geur van vers gemaaid **de gras** herinnerde haar aan haar jeugd.
De geur van vers gemaaid **de gras** roept altijd herinneringen op aan de zomer.
De geur van vers gemaaid **de gras** vulde de warme zomeravond.
De golfer probeerde zijn bal uit **de gras** te slaan, maar het bleef lastig.
De golfer sloeg de bal van **de gras** en hoopte op een hole-in-one.
De golven van **de gras** bewogen elegant in de wind.
De hond groef een gat in **de gras**, op zoek naar een verborgen schat.
De hond rende achter een bal aan door **de gras**, enthousiast.
De hond rolde zich uitgelaten in **de gras**, genietend van het mooie weer.
De hond snuffelde in **de gras** op zoek naar een interessant geurtje.
De kinderen bouwden een fort van takken en bladeren in **de gras**.
De kinderen bouwden een zandkasteel op **de gras**rand.
De kinderen hadden de picknickmand neergezet en zaten gezellig in **de gras**.
De kinderen lagen op hun rug in **de gras** en keken naar de wolken.
De kinderen renden door **de gras** en lieten een spoor van afdrukken achter.
De kinderen speelden in **de gras** totdat het donker werd.
De kinderen speelden met een vlieger in **de gras**, en het vloog hoog.
De kinderen speelden tikkertje in **de gras**, hun gelach galmde door de tuin.
De kinderen speelden tikkertje in **de gras**, lachend en gillend.
De kinderen speelden verstoppertje achter de bomen in **de gras**.
De kleine jongen liet zijn ballon los en keek toe hoe deze boven **de gras** verdween.
De kleine jongen viel en schaafde zijn knieën open in **de gras**.
De koeien graasden vredig in **de gras**, zich niet bewust van de drukte op de nabijgelegen weg.
De koeien lagen te herkauwen in **de gras**, tevreden met hun maaltijd.
De koeien verlieten de stal en liepen richting het sappige **de gras**.
De krekels tsjirpten in **de gras**, een rustgevend geluid.
De krekels tsjirpten in **de gras**, waardoor het rustgevend klonk.
De marathonloper voelde zijn spieren verkrampen na het rennen over **de gras**.
De oude boomgaard had stukken kaal **de gras** onder de fruitbomen.
De oude man leunde op zijn wandelstok terwijl hij naar **de gras** keek.
De oude vrouw zat op een bankje en keek glimlachend naar de spelende kinderen in **de gras**.
De paarden galoppeerden over **de gras**, met hun manen wapperend in de wind.
De picknickmand stond open op **de gras**, klaar om van te smullen.
De picknickmand stond vol lekkernijen op **de gras**.
De regenwormen kropen uit de aarde na de regenval, verschijnend in **de gras**.
De schaduw van de boom reikte tot over **de gras**, waardoor het koel aanvoelde.
De schaduw van de wolken gleed over **de gras**, waardoor het landschap veranderde.
De sprinkhaan sprong van stengel naar stengel in **de gras**.
De tent stond stevig op **de gras**, klaar voor de nacht.
De tent stond stevig vastgepind in **de gras**, klaar voor de nacht.
De tractor maaide **de gras**, waardoor de tuin er weer netjes uitzag.
De tuinfeestgasten dansten op **de gras** tot in de late uurtjes.
De tuinman gaf er de voorkeur aan om **de gras** met de hand te maaien.
De tuinman harkte **de gras** om het schoon te maken en netjes te houden.
De tuinman sproeide **de gras**, om het te beschermen tegen de droogte.
De vlinders fladderden boven **de gras** op zoek naar nectar.
De voetbal bleef vastzitten in **de gras** bij het doel.
De voetbalwedstrijd werd gespeeld op een veld vol **de gras**.
De wind liet **de gras** zachtjes golven als een groene zee.
De zon scheen door de bladeren en liet een schaduw achter op **de gras**.
De zon scheen fel op **de gras**, waardoor het bijna verblindend was.
De zon scheen op **de gras**, waardoor het warm aanvoelde.
Een enkele verdwaalde bloem stak fel af tegen het groene vlak van **de gras**.
Een groep vrienden zat op **de gras** te praten en te lachen.
Een klein konijn huppelde weg, verschuilend zich in **de gras**.
Een oude man zat op een bankje, kijkend naar de kinderen die in **de gras** speelden.
Een slak kroop langzaam over **de gras**, op zoek naar een sappig blad.
Een vlinder fladderde vrolijk over **de gras**, op zoek naar nectar.
Het gezin maakte een wandeling door het park en liep over **de gras**.
Het jonge paar lag hand in hand in **de gras**, genietend van elkaars gezelschap.
Het kind voelde de kriebel van **de gras** tussen zijn tenen toen hij blootsvoets door de tuin rende.
Het konijn sprong weg en verdween in **de gras**, onvindbaar.
Het leek erop dat een groep herten ’s nachts in **de gras** had gelegen.
Het leek erop dat iemand had gelegen in **de gras**, een afdruk achterlatend.
Het meisje plukte madeliefjes uit **de gras** en maakte er een krans van.
Het picknickkleed lag uitgespreid op **de gras**, vol lekkernijen.
Het team vierde de overwinning door zich uit te strekken in **de gras**.
Het vliegtuig landde veilig op het veld, bedekt met **de gras**.
Hij was zo moe dat hij zich meteen in **de gras** liet vallen.
Ik vond een klavertjevier in **de gras**, wat hopelijk geluk brengt.
Na het feest lag er overal confetti verspreid in **de gras**.
We zochten urenlang naar de verloren sleutels in **de gras**, zonder succes.
Ze besloot haar yoga-oefeningen te doen in **de gras** in de achtertuin.
Ze had haar deken op **de gras** gelegd en keek naar de sterren.
Ze liepen door het park en voelden de zachte **de gras** onder hun voeten.
Ze liet haar zorgen los terwijl ze op **de gras** lag.
Ze struikelde over een ongelijk stuk **de gras**, maar ving zichzelf op.
Ze verstopte de paaseieren in **de gras**, klaar voor de speurtocht.
Ze vond een klavertjevier in **de gras**, een teken van geluk.
Ze zag een slak over **de gras** kruipen, langzaam maar zeker.
Zij schreef haar gedachten op in een notitieboekje, zittend in **de gras**.
Zij zat in **de gras**, verdiept in een boek, terwijl de uren voorbijvlogen.
Zijn blote voeten voelden koud aan toen hij over **de gras** liep in de vroege ochtend.
Zijn schoenen lieten afdrukken achter in **de gras** na de regen.